Stap 2: Altijd

Bijvoorbeeld: “Mensen schreeuwen altijd tegen me”.

De facilitator vraagt de deelnemers de volgende vragen te beantwoorden:

Welke mensen?

  • Schreeuwen mensen altijd tegen je? (Daag ‘altijd’ uit).
  • Schreeuwen mensen altijd tegen je? (Daag ‘schreeuwen’ uit).
  • Schreeuwen mensen altijd tegen je? (Daag ‘jij’ uit).