Stap 4: Theorie

Schakel de micro-agressie uit

De tweede strategie is confronterender dan het benoemen van de micro-agressie, omdat het directer uitdaagt wat de dader deed. Het gaat minder om het valideren van de negatieve ervaring voor het doelwit (wat het geval was bij het zichtbaar maken van het onzichtbare), maar meer om het oneens zijn met de dader en de schade van zijn acties benadrukken. Er zijn zes manieren om de micro-agressie onschadelijk te maken:

  1. het niet eens zijn;
  2. waarden aangeven en grenzen stellen;
  3. beschrijf wat er gebeurt;
  4. gebruik een uitroepteken;
  5. gebruik non-verbale communicatie;
  6. onderbreken en omleiden.

Laten we deze zes tactieken toepassen op een specifieke situatie. Bijvoorbeeld wanneer de dader (een hetero) een maatschappelijk werker is die een opmerking maakt tegen een collega die biseksueel is: “Biseksueel zijn is maar een fase.”

A “Ik ben het niet eens met wat je hebt gezegd.”

B “Zo kijk ik er niet naar.“

A “Ik waardeer alles wat je doet. Zoals we eerder hebben besproken, hecht ik veel waarde aan respect en tolerantie voor elkaar. Hoewel je recht hebt op je eigen meningen en overtuigingen, vraag ik je om respectvol tegenover mij/hen te blijven door geen dergelijke kwetsende opmerkingen te maken. Kan je dat doen?“

A “Elke keer dat we een vergadering hebben, voel ik me uiteindelijk gekwetst omdat je dingen zegt die ik beledigend en aanstootgevend vind. Het maakt me ongemakkelijk en het wordt steeds moeilijker voor me om op deze manier verder te gaan.”

B “Telkens als ik je die dingen over anderen hoor zeggen, voel ik me ongemakkelijk. Uw mening is niet relevant op een werkplek en bevordert geen vriendelijkheid.”

Het is een gemakkelijke en gebruikelijke tactiek die communiceert wanneer schadelijk wordt gezegd of gedaan. Een luid uitgesproken “Auw!” of “Kom op!” vertelt de dader en degenen die getuige zijn van de situatie onmiddellijk dat er iets schadelijks is gebeurd, en moet dus rekening houden met de impact en de betekenis van de acties van de dader.

A “Auw!”

B “Ah, kom op!”

A “Dat is niet oké!“

A Je hoofd schudden

B Je mond bedekken met je hand om je schok en onenigheid te tonen

A ‘Ho, laten we daar niet heen gaan. Laten we over iets anders praten. Hoe zit het met [ander onderwerp]?”

B “Ik ben niet geïnteresseerd in dit gesprek. Laten we verder gaan.”

A “Dat gedrag is in strijd met onze gedragscode en kan u echt in de problemen brengen.”