De facilitator vraagt de deelnemers om samen te werken met de persoon naast hen en om de beurt een scenario te spelen waarin iemand iets zegt dat als micro-agressie kan worden opgevat tegen iemand anders (die er niet bij is) en de andere persoon, als omstander, reageert op een manier die de actie tegengaat en inclusiviteit bevordert. Er zijn in totaal vier rondes, dus elke deelnemer speelt twee keer de rol van dader en omstander. 2 minuten per ronde. 1 minuut bedenktijd na de tweede en vierde ronde. 10 minuten in totaal.
Ronde1: Deelnemer A speelt de dader
Ze zeggen tegen een onzichtbare derde persoon: “Wow, je spreekt [taal] echt goed voor iemand uit [vul ander land in].”
Deelnemer B reageert als de omstander
Ronde 2: Deelnemer B speelt de dader
Ze zeggen tegen een onzichtbare derde persoon: “Oh, maar je ziet er helemaal niet gehandicapt uit!”
Deelnemer A antwoordt als de omstander
1 minuut om samen met de deelnemers na te denken over wat ze net hebben gespeeld en hoe ze inclusiviteit hebben bevorderd.
Ronde 3: Deelnemer A speelt de dader
Ze zeggen tegen een onzichtbare derde persoon: “Die oude man zit achter het stuur? Nou, dat is een ongeluk dat staat te gebeuren.“
Deelnemer B reageert als de omstander
Ronde 4: Deelnemer B speelt de dader
Ze zeggen tegen een onzichtbare derde persoon: “Zwangere mensen kunnen niet werken, want ze hebben zwangere hersenen. Ze zijn allemaal hormonaal!”
Deelnemer A reageert als de omstander.
1 minuut om samen met de deelnemers na te denken over wat ze zojuist hebben gespeeld en hoe ze inclusiviteit hebben bevorderd.