Stap 1: Introductie

De facilitator verdeelt de groep in kleinere groepen van 4, gezeten rond een tafel of in een cirkel tegenover elkaar, ver genoeg van elkaar verwijderd zodat ze niet afgeleid worden door omringende gesprekken. De facilitator stelt dan de regels voor de training vast, legt uit wat stereotypen en verborgen vooroordelen zijn, informeert de deelnemers over het doel van deze training en geeft instructies over de oefening.

Een voorbeeldintroductie:

Voordat we beginnen, wil ik graag enkele regels stellen zodat we allemaal kunnen deelnemen aan open en productieve dialogen met elkaar waarin iedereen zich gesteund en gerespecteerd voelt.

  • Wees reflectief. Overweeg de impact van jouw woorden en hoe ze van invloed kunnen zijn op jouw collega’s.
  • Geef elkaar de beurt, laat iedereen evenveel spreken en probeer anderen niet te onderbreken.
  • Uit onenigheid op een respectvolle manier (val de persoon niet aan, bespreek de ideeën).

Heb je een suggestie voor extra regels die een open en productieve discussie kunnen bevorderen? Tijdens deze training bespreken we stereotypen: Een stereotype is een geloof of idee over wat voor soort persoon behorend tot een bepaalde groep is, zoals “Nederlandse mensen zijn wit, lang met blond haar en blauwe ogen” of “Britse mensen hebben slechte tanden”. Beide uitspraken zijn niet waar. Elke groep waar iemand toe behoort, ervaart zijn eigen soort micro-agressie, afhankelijk van de stereotypen, vooroordelen en vooroordelen die bestaan over deze groepen. Mensen behoren tegelijkertijd tot diverse groepen. Bijvoorbeeld, je kan een vrouw, een lesbienne en een persoon van kleur zijn. Voor elk van deze groepen bestaan bepaalde stereotypen, vooroordelen en vooroordelen die kunnen leiden tot micro-agressie. Dit samengaan van verschillende groepen en identiteiten wordt intersectionaliteit genoemd.

Het doel van deze oefening is om je bewust te maken van de vele verschillende stereotypen die bestaan en van eventuele verborgen vooroordelen die je hebt. Je bent misschien al op de hoogte van sommige hiervan, en dit is goed! Discussie en (zelf-)reflectie worden sterk aangemoedigd tijdens deze training, omdat we willen dat je begrijpt welke schade deze stereotypen en vooroordelen kunnen veroorzaken en dat je leert verder te kijken dan ze.

We doen dit door middel van een informeel en niet-oordelend kaartspel. Ik heb hier een stapel van 20 kaarten. Elke groep krijgt twee kaarten, één per ronde, elke ronde duurt 15 minuten.

  • Nadat je de eerste kaart hebt getrokken, bespreek je een reeks vragen over stereotypen en schrijft één persoon de antwoorden op papier.
  • Vervolgens wil ik dat je een verhaal maakt voor de persoon op de kaart dat afwijkt van de eerder besproken stereotypen. Niets te ingewikkeld, gewoon over wie ze zijn en wat ze doen.
  • Vervolgens gaan we meteen naar de tweede ronde en herhalen we dit proces: 10 minuten om de stereotypen te bespreken, 5 minuten om een verhaal te creëren.
  • Na de tweede ronde wil ik dat elke groep terugkijkt op hun bevindingen en het verhaal vertelt dat ze hebben gemaakt over de mensen op de kaarten.