Vraag de deelnemers om hun gedragingen op te lijsten wanneer ze zich buitengesloten voelden door de groep (bijvoorbeeld: “Ik zou niet deelnemen aan de discussie als ik me buitengesloten voelde”).
Herhaal deze procedure voor de momenten waarop ze zich juist wel inclusief voelden (bijvoorbeeld: “Ik zou met de persoon naast me praten als ik me inclusief voelde”).
Let erop dat de deelnemers daadwerkelijk gedragswoorden gebruiken; mensen hebben de neiging om opnieuw gevoelswoorden te gebruiken. Als iemand zegt “Ik zou boos handelen,” vraag hen dan hoe ze zouden handelen wanneer ze zich boos voelen.