De facilitator vraagt de deelnemers “Hoe voel je je?”.
Het is beter om elke deelnemer afzonderlijk te vragen in plaats van in de grotere groep.
De meeste mensen zullen waarschijnlijk zeggen dat ze zich goed voelen, dus de oefening kan hiermee beginnen: “Waarom zeggen we bijna altijd dat we ons goed voelen, zelfs als dat niet zo is?”
Vervolg de discussie:
“Vind je het makkelijk om over je gevoelens te praten?”
“Wat maakt het moeilijk om over je gevoelens te praten?”
“Kun je bewust je gevoelens van het ene naar het andere verschuiven?”